Ga naar de inhoud

Zelf corresponderen bij geschillen; u neemt een groot risico.

U probeert  als ondernemer juridische procedures zoveel mogelijk te voorkomen. Menig ondernemer wacht ook zo lang mogelijk met het inwinnen van juridisch advies.  Dat houdt in dat veel correspondentie gevoerd wordt door directie of medewerkers. Op zichzelf is daar natuurlijk helemaal niets mis mee, maar er zijn risico’s. Soms zelfs enorme risico’s. Als er, na het voeren van correspondentie, uiteindelijk een echt geschil ligt, is wat er geschreven is, niet meer weg te poetsen.

De brieven (of tegenwoordig beter; e-mails) die worden gestuurd kunnen achteraf gezien een belangrijke en soms beslissende juridische lading krijgen. Een voorbeeld daarvan is een ingebrekestelling, of juist het ontbreken ervan.

Een voorbeeld uit de praktijk waarbij iedere ondernemer wel een beeld heeft; een leverancier levert zijn goederen en de afnemer moet betalen. Er wordt niet betaald, omdat de afnemer vindt dat er niet juist is geleverd of dat op een andere wijze afspraken niet zijn nagekomen. Ontdaan van alle juridische franje is het dan zo dat de afnemer in gebreke moet stellen, als de leverancier – mits tijdig gewaarschuwd – nog in staat zou zijn om alsnog juist te leveren of afspraken na te komen. Als in zo’n geval niet in gebreke gesteld wordt, dan is het risico op verlies in de procedure levensgroot. “Gelijk hebben” is in dergelijke gevallen dan absoluut geen “gelijk krijgen” meer. En dat is zuur.

Nu wordt er vaak gedacht dat het niet nodig is direct al een deskundige in te schakelen (bovendien; men heeft in de beginfase de kosten er nog niet voor over). Soms kan u dat duur komen te staan.

Als er niet, niet goed, of niet op tijd wordt nagekomen (wordt voldaan aan verplichtingen) dan kan de partij die dat vindt, een beroep doen op ontbinding van de overeenkomst, al dan niet onder het vorderen van schadevergoeding.  In het algemeen zal dan wel een ingebrekestelling noodzakelijk zijn.  Heel kort; de partij die nakoming wenst, moet de andere partij schriftelijk nog een redelijke termijn geven om alsnog aan de verplichtingen te voldoen.  En hier gaat het in de praktijk nogal eens mis. Al dan niet onder invloed van emoties wordt de overeenkomst direct beëindigd (ontbonden) en soms wordt aanspraak gemaakt op schadevergoeding. Dat beroep op ontbinding strandt dan nogal eens, omdat er niet in gebreke is gesteld.

Het spiegelbeeld hiervan komt ook voor; gevoerde correspondentie of gedane uitlatingen hebben tot gevolg dat het sturen van een ingebrekestelling niet meer nodig was.

 Hoe zit dat?

Welnu; in de wet staat dat als er nog kan worden nagekomen, die mogelijkheid ook moet worden geboden. Maar, als uit de houding of een uitlating van de schuldenaar blijkt dat aanmaning nutteloos zou zijn, dan is een ingebrekestelling niet meer noodzakelijk. Zo’n mededeling die maakt dat in gebreke stellen niet meer hoeft, kan besloten liggen in allerlei uitingen. Dan wordt er bijvoorbeeld gezegd/geschreven: “Als  het zo moet, dan hoeft het niet meer” of  “Die afspraak waar u het over heeft, die is zo niet gemaakt en zo gaan wij het ook niet doen”.  Hoewel men over het algemeen volledig te goeder trouw en met de beste bedoelingen handelt, komt het regelmatig voor dat een rechter oordeelt dat dit soort opmerkingen er toe leidt dat op de hoofdregel (wel in gebreke stellen) een uitzondering wordt gemaakt (in dit geval is in gebreke stellen niet meer nodig).

Uiteindelijk heeft de advocaat te doen met het dossier dat er ligt. Alles wat er dan al is geschreven, kan dan van belang zijn. Uiteraard is de praktijk vaak weerbarstiger, maar toch is het verstandig alert te zijn op allerhande (niet juridisch onderbouwde) uitlatingen. Het is zonde als u procedures verliest, omdat er brieven of e-mails in het dossier liggen waarin de plank net mis wordt geslagen en die later van groot belang blijken te zijn.

 Klik voor meer interessante artikelen op: Archief