Afsluiten verzekering via internet; ontbreken handtekening voor risico verzekeraar; overleggen printscreen door verzekeraar niet voldoende
De feiten
Op 30 oktober 2013 heeft Achmea een internetaanvraag ontvangen voor een woonverzekering op naam van “mevrouw A.H., gedaagde”. De verzekering omvat een aansprakelijkheids- en een inboedelverzekering en is ingegaan op 1 november 2013.Achmea heeft diverse facturen toegezonden aan gedaagde, die zij onbetaald heeft gelaten. De verzekering is op 28 januari 2014 door Achmea beëindigd.
De vordering
Achmea vordert (samengevat) veroordeling van gedaagde tot betaling van € 87,20, bestaande uit € 38,34 aan premies, € 0,46 aan rente en € 48,40 aan buitengerechtelijke kosten inclusief de btw daarover, te vermeerderen met verdere rente en kosten. Achmea legt aan de vordering ten grondslag dat gedaagde haar betalingsverplichtingen uit de door haar gesloten overeenkomst met Achmea niet nakomt. Hierdoor is er een premieachterstand ontstaan die gedaagde ondanks diverse aanmaningen niet heeft betaald. Achmea heeft haar vordering ter incasso uit handen moeten geven aan haar incassogemachtigde en hiervoor kosten gemaakt. Deze buitengerechtelijke kosten komen evenals de gevorderde wettelijke rente vanaf datum verzuim, op grond van de wet voor rekening van gedaagde.
Het verweer
Gedaagde betwist de vordering. Zij voert aan nimmer bij Achmea een woonverzekering via internet te hebben afgesloten, zodat van een overeenkomst tussen partijen geen sprake is. De polis staat bovendien niet op haar naam, maar op naam van “A.H., gedaagde”. Gedaagde heeft al een inboedelverzekering bij London Verzekering en een aansprakelijkheidsverzekering. De door haar ontvangen polisbescheiden heeft zij direct aan Achmea geretourneerd. Zij vermoedt dat haar ex-man de aanvraag heeft gedaan, maar dat kan zij niet aantonen.
De beoordeling
Achmea heeft het verweer van gedaagde dat zij geen overeenkomst heeft gesloten, weersproken door een printscreen over te leggen. Achmea blijft bij haar standpunt dat gedaagde de gegevens zelf heeft ingevuld, ondanks de kennelijke verschrijving van de initialen van gedaagde, zodat, aldus Achmea, wel degelijk een overeenkomst tot stand is gekomen. Verder stelt Achmea dat zij de polisbescheiden nooit heeft terugontvangen.
Nu Achmea zich beroept op de rechtsgevolgen van de overeenkomst, waarvan het bestaan door gedaagde gemotiveerd wordt betwist, dient zij de totstandkoming ervan te bewijzen. Het uitsluitend in het geding brengen van een printscreen met algemene gegevens en bovendien verkeerde initialen, is, mede gelet op het verweer van gedaagde, onvoldoende om aan te nemen dat gedaagde zélf de aanvraag heeft ingediend en daarmee het aanbod van Achmea via internet heeft aanvaard en dat een overeenkomst tussen partijen tot stand is gekomen. Niet uitgesloten kan worden dat, zoals gedaagde heeft gesteld, de aanvraag door een derde is ingevuld buiten medeweten van gedaagde om. Een handtekening op een aanvraag of overeenkomst is gewoonlijk een belangrijke aanwijzing voor het bestaan van een contract. De omstandigheid dat een handtekening van de aanvrager in dit geval niet aanwezig is, moet voor risico van Achmea komen. Derhalve is onvoldoende komen vast te staan dat de overeenkomst waarop Achmea zich beroept, bestaat, zodat de vordering moet worden afgewezen.
En dat allemaal voor een luttel bedrag van € 38,34 aan openstaande premies…. (CvA)
Bron: LSA Letselschade Magazine Week 46 2014