Van vonnissen van de rechtbank kan hoger beroep worden ingesteld en dat moet dan binnen drie maanden na datum van dat vonnis. Dat recht verspeel je als je duidelijk te kennen hebt gegeven in het vonnis te berusten. Omdat dat nogal verstrekkende gevolgen heeft, neemt de Hoge Raad niet te snel aan dat sprake is van berusting (voldoen aan het vonnis bijvoorbeeld valt er in ieder geval niet onder). In een geval dat dit jaar speelde voor het Gerechtshof in Den Bosch liep het verkeerd af.
De partij die bij de rechtbank had verloren stuurde een bericht aan zijn wederpartij dat hij zich realiseerde dat hij een bepaald bedrag moest nabetalen en dat hij zich bij het vonnis zou neerleggen. Later ging hij alsnog in beroep. “Berusting!” riep de wederpartij en daarom is hoger beroep niet meer mogelijk. Degene die de brief had verstuurd beriep zich er op dat zijn bericht niet door een advocaat was geschreven en dat hij niet had begrepen dat zijn email juridisch als “berusting” kon worden gezien.
Het hof ging er niet in mee: uit de inhoud van de brief bleek ondubbelzinnig dat hij zich bij het vonnis neer zou leggen en er aan zou voldoen. Daarmee heeft hij onmiskenbaar afstand gedaan van het recht op hoger beroep en daarvoor is geen juridische kennis vereist, aldus het hof. Dat hij die brief zelf heeft geschreven, maakt dan ook geen verschil. Einde oefening dus.
Wij maken vaak mee dat mensen, in de veronderstelling dat ze het – al dan niet met behulp van alweter Google – zelf wel kunnen of dat het “nog niet zo belangrijk is”, een brief of e-mail in elkaar draaien. Dat gaat nog wel eens mis (vaker dan u denkt) en dit is er een “mooi” voorbeeld van. Denk niet te snel dat een brief of e-mail geen juridische gevolgen kan hebben. U bent zo ongewild het haasje.