Per 1 juli is de WWZ in werking getreden en de eerste (waarschijnlijk ongewenste) gevolgen ervan zijn al merkbaar.
Het verzoek aan de kantonrechter
De werkgever verzoekt om ontbinding van de arbeidsovereenkomst bij de kantonrechter en geeft daarbij aan dat zij bereid is om aan de werknemer, bij toewijzing van dat verzoek, een vergoeding toe te kennen van € 5.000,00. Die vergoeding wordt aangeboden voor outplacement en scholing. Door de werkgever wordt gesteld dat op basis van overgangsrecht de (nieuwe) zogenaamde transitievergoeding nog niet van toepassing is.
Het verweer
De werknemer verweert zich en vraag om afwijzing, maar als er toch mocht worden toegewezen dan wil de werknemer wel graag die toegezegde vergoeding van € 5.000,00 voor scholing. De werknemer erkent dat de transitievergoeding inderdaad nog niet van toepassing is.
De kantonrechter
De kantonrechter houdt zich strikt aan de nieuwe wettelijke bepalingen en dat leidt tot een verrassende uitkomst. De rechter ziet nog wel een grondslag voor ontbinding, omdat – niet letterlijk, maar het viel in de stellingen van de werkgever te lezen – sprake zou zijn van “ongeschiktheid voor de functie”. Maar nu de vergoeding; nu partijen het er over eens zijn dat er geen transitievergoeding kan worden toegekend is er op basis van de nieuwe wet maar één andere vergoeding mogelijk en dat is de “billijke vergoeding”. Echter, de wet kent alleen de mogelijkheid voor het toekennen van die billijke vergoeding als sprake is van “ernstig verwijtbaar handelen of nalaten” van de werkgever. En daarvan was geen sprake.
De kantonrechter ontbindt, maar kent (dus tegen de wens van partijen in) in het geheel géén vergoeding toe.
Conclusie
De WWZ heeft op verschillende punten belangrijke consequenties. Deze uitspraak leert dat werkgevers en werknemers zich heel goed bewust moeten zijn van de juridische gevolgen van de wetswijziging. Hoewel het er wel op leek, leert de uitspraak ons niet of in dit geval sprake was van een zogenaamde geregelde ontbinding. Wat de uitspraak ons in ieder geval wel leert is dat partijen in sommige gevallen minder vrijheid hebben om zelf de inhoud van regelingen te bepalen. In ieder geval zullen rechtsbijstandsverleners zich goed bewust moeten zijn van de valkuilen. Zo nodig zullen zij en af en toe toch wat meer creativiteit aan de dag moeten leggen, om ongewenste gevolgen te voorkomen.
Bron: Rechtbank Noord Nederland (Leeuwarden), 22 juli 2015