Werknemer is op 18 augustus 2008 op basis van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd in dienst getreden van werkgever. De arbeidsovereenkomst is tweemaal verlengd. Op 18 februari 2011 hebben partijen een vierde arbeidsovereenkomst gesloten, nu voor onbepaalde tijd. Met deze overeenkomst wordt tegelijkertijd een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin bepaald wordt dat de arbeidsovereenkomst (die dus eigenlijk voor onbepaalde tijd geldt) per 1 januari 2012 eindigt. De bedoeling hiervan is wel duidelijk; partijen proberen de zogenaamde ketenregeling te omzeilen.
Na afloop van de arbeidsovereenkomst vindt de werknemer dit alles toch niet zo’n goed idee. Hij stelt zich alsnog op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst gewoon voor onbepaalde tijd doorloopt. De vaststellingsovereenkomst (ter beëindiging) is volgens hem niet rechtsgeldig.
De kantonrechter stelde de werknemer in het gelijk en de loonvordering werd toegewezen. Het gerechtshof was het hier niet mee eens. Volgens het hof was de arbeidsovereenkomst wel degelijk geëindigd en alsnog werd de vordering van de werknemer afgewezen. Daarmee werd het dus mogelijk om de ketenregeling te omzeilen.
Dan komt de Hoge Raad er aan te pas.
De Hoge Raad oordeelt dat in een vaststellingsovereenkomst afspraken mogen worden gemaakt in strijd met de wet (ja, dat mag echt!). Echter, die vaststelling mag alleen dan in strijd komen met dwingend recht indien deze strekt ter beëindiging van een – reeds bestaand – geschil (en dus niet ter voorkoming ervan). Als zou worden toegestaan dat op de wijze zoals deze werkgever en werknemer dat hebben gedaan, een arbeidsovereenkomst afloopt, dan wordt het, aldus de Hoge Raad, te gemakkelijk om de wettelijke (keten)regeling te ontduiken.
De werknemer krijgt alsnog het gelijk aan zijn zijde. Ook met het aangaan van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, tegelijk met het sluiten van een overeenkomst tot beëindiging, kan de ketenregeling niet worden omzeild.
Let op!
Vanaf 1 juli 2015 is de ketenregeling gewijzigd. Nu ontstaat al na 24 maanden een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Dat was 36 maanden!
Uitspraak: Hoge Raad 09 januari 2015.